zaterdag 14 december 2013

Blazen

Twee uur in de nacht van vrijdag op zaterdag. En voor de zoveelste keer is het raak. Het lichtje met "Stop, Politie" wordt heen-en-weer gezwaaid, en of ik maar even aan de kant wil gaan staan. Bij de benzinepomp. Alcoholcontrole! Niet iets om van te schrikken. Het overkomt me met bovengemiddelde regelmaat. Net of ik zo'n stapper ben, zou je denken. Niet, dus! Toch is het dit kalenderjaar zeker al de vijfde keer dat ik mag blazen. Drie weken terug op nog geen vijfhonderd meter van mijn huis, op zaterdagmiddag om vier uur. Waarschijnlijk om overmoedige sportkantinebezoekers in de kraag te vatten.

Het maakt me niet uit. Ik drink serieus niet, als ik nog achter het stuur moet. Eén of twee pilsjes is de limiet. En ze kunnen me niet vaak genoeg controleren. Dat meen ik. Zo ook deze keer. Ik blaas. "Mooi, nul komma nul nul nul", zegt de agent. En dat verbaast me ook wel weer. Want vier uur daarvoor heb ik toch in ieder geval één pilsje weggewerkt. Zo nauwkeurig is de apparatuur dan ook weer niet, blijkbaar.

En dan gebeurt er iets grappigs. Of ik er bezwaar tegen heb dat deze mevrouw (de agent wijst naar een dame in burger naast hem) mij een paar vragen stelt? Uiteraard niet. De eerste vraag is makkelijk. "Hoe oud bent u?" Vijfenvijftig blijkt het goede antwoord, want ik mag door naar de volgende ronde. "Heeft u langer dan vijf jaar een rijbewijs". Dat kan ik slechts bevestigend beantwoorden. Dan de heftige slotvraag. "Hoeveel mensen zitten er in uw auto?" Allerlei gedachten schieten door me heen. Is dit een strikvraag? Rollen de verborgen camera's op dit moment? Zie ik Ralph Inbar om mijn auto heen sluipen (zou gek zijn)?

Op de achterbank zit een bevriende collega. Weliswaar wat jaren jonger dan ik, maar het is toch ook weer niet zo dat je hem makkelijk over het hoofd ziet. En naast mij zit zijn broer, die qua postuur al een stuk dichter in de buurt van mijn lengte- en breedtemaat komt. Snel schakelend kom ik echt niet verder dan drie. Ik overweeg nog een kwinkslag te maken, dat in de achterbak nog een paar ondermaatse Filipijnse werkervaringzoeksters liggen. Maar ik besluit wijzer te zijn. Zo'n onschuldig bedoeld maar uiteraard heel erg fout grapje zou nog onprettig kunnen uitpakken, met op het eerste gezicht toch zeker vijftien dienaren van Justitie in de buurt. "Drie", zeg ik, dan nog in afwachting van de volgende vraag. Maar blijkbaar was de fantasie van Maurice de Hond op dat moment al uitgeput. Ik mag verder rijden, de donkere nacht in.

vrijdag 6 december 2013

Bloedbad

Eigenlijk ben je al een beetje dood, zei mijn tandarts jaren geleden tegen me. Nu heb ik liever dat hij dat zegt dan een arts, die er voor heeft doorgeleerd om de dood vast te stellen. Toch vond ik het een onrustbarende uitspraak. Hij had mij gevraagd of ik vaak kiespijn had? Zelden, antwoordde ik naar waarheid. Ik had rond mijn zestiende levensjaar een stuk of vijf, zes zenuwbehandelingen gehad, en volgens de tandarts reageren die zenuwen inmiddels al lang niet meer. Dus pijnprikkels die er wel zouden moeten zijn, komen niet meer door. Die zenuwen zijn dood. De rest nog niet.

Ik hoor helaas niet tot die patiënten die altijd 'voor niets' naar de tandarts gaan. Bij mij is tandsteen verwijderen standaard; regelmatig is er een gaatje dat dringend gevuld moet worden. En anders is er wel een vulling die hoognodig vervanging behoeft. Als het bezoek echt te kort en te weinig rendabel dreigt te worden, besluit de tandarts dat er op zijn minst een paar röntgenfoto's geschoten moeten worden. De kassa moet rinkelen, nietwaar? En dan heb ik het nog niet over de ongeveer zeven kronen die mijn gebit inmiddels opfleuren. Over die röntgenfoto's hoor ik hem trouwens nooit meer.

Vandaag is anders! Vandaag ben ik voor het eerst doorverwezen naar de mondhygiënist, niet toevallig de dochter van mijn tandarts. Eén keer per week bemenst zij de praktijk van haar vader. De dochter moest maar eens fors tekeer gaan tegen mijn tandsteen en dat bloedende tandvlees. Tegen zijn advies in, heb ik me nooit serieus gewaagd aan de ragertjes en de tandenstokers. Beide hulpmiddelen verbrokkelen bij de eerste aanraking als een oude, zieke boom bij windkracht 13. Althans: dat is mijn ervaring, ongeduldig als ik ben. De laatste paar weken voor de fatale datum loopt mijn spanning over de afgesproken behandeling aardig op. Alle gruwelijke verhalen die ik daarover ooit van vrienden heb gehoord, spoken steeds nadrukkelijker door mijn hoofd. Te ver doorgegroeid tandvlees dat met bruut geweld en speciale vleeshaken centimeters wordt teruggehaald. Bloed, bloed, bloed. Opengelegde zenuwen die tot het uiterste worden geactiveerd. En dat niet één keer! Nee, zeker een keer of vijf terugkomen, en eigenlijk wordt het iedere keer erger. Dat soort gedachten. Collega's met aanmerkelijk normalere en zelfs prettige ervaringen bij de mondhygiënist neem ik niet serieus. Ik ken die geruststellende praatjes. Ik laat me geen rad voor de ogen draaien.

Veel te vroeg zit ik in de wachtkamer; ze laten me een kwartier eerder naar binnen. Ik stel me voor aan de assistente en aan de hygiëniste: een Aziatisch type, jong, leuk gezicht met een lui oog zoals dat heet. Het valt me direct op dat er een radio aanstaat die softpop muziek uitspuugt. Duidelijk een andere atmosfeer dan bij haar vader. Eenmaal in de stoel, legt ze uit wat er gaat gebeuren. Eerst inspectie om de ruimte tussen het tandvlees en de tanden te beoordelen. Dan tandsteenverwijdering: elektrisch en met de hand. En aan het eind 'instructie'. Huh: instructie?

Na de inspectie zegt ze 'dat het haar allemaal nog best meevalt'. Ik ben meer ontspannen dan verwacht. Ik heb geen angst voor tandartsen of voor pijn, maar mijn ademhaling door de neus laat altijd te wensen over. En dat maakt me vaak wat onrustig. Vandaag gaat het goed. Het tandsteen verwijderen gebeurt veel grondiger dan anders. Vraag me af wat haar vader op dat punt al die jaren heeft gedaan... Zeker het handwerk duurt al gauw een minuut of twintig. Zorgvuldig verwijdert ze de grotere stukjes (hoe groot? geen idee) en legt ze op een tissue. Het tandvlees bloedt behoorlijk. Het feit dat ik me erger aan de zoetsappige muziek van Sky Music, is een goed teken. De instructie leert me twee dingen: ik poets goed, maar niet goed genoeg. En ik moet toch ragertjes of tandenstokers gebruiken. Ze laat zien 'hoe'? Wel wéér bloed. Kijk, daar hebben we wat aan. Nooit te oud om te leren toch? En ik hoef niet eens terug te komen. De collega's hadden gelijk.