zaterdag 8 december 2012

Horrorwinter

De eerste signalen van naderend onheil hoor ik op woensdagmorgen. Ik zit wat te werken op de laptop. In de hoek van mijn woonkamer spuugt RTLZ de gebruikelijke stroom uit van tegenvallend consumentenvertrouwen in de VS, lager sluitende Nikkei-indexcijfers en een sterk oplopende werkloosheid in Tuvalu. Te lui om van zender te wisselen, hoor ik iedere vijftien minuten dezelfde boodschap langskomen. Het boeit me weinig.
Maar dan, op het hele uur, ververst het programma. Ze hebben een nieuw openingsitem. Het wordt winter! Een snelle blik op de kalender: 5 december! Dat het winter wordt, kan zelfs mijn eigenwijze ik niet tegenspreken. Volgens de jongens en meisjes meteorologen die er voor studeerden, is de winter zelfs al weer aan de vijfde dag toe. Het wordt winter omdat het vrijdagochtend gaat sneeuwen, verduidelijkt RTLZ. Hevige sneeuwval, klinkt het steeds meer verontrustend. In de nacht van donderdag op vrijdag al.

De NS en ProRail - voortworstelend in hun verstandshuwelijk - gaan nog vanmiddag in gesprek met elkaar. Daarna komen mededelingen! Dus een kleine 48 uur voordat de hel in Nederland losbarst, gaan ze al bespreken hoeveel treinen ze gecontroleerd laten uitvallen. Want daar draait het tegenwoordig bij iedere afwijking van ons gezapige zeeklimaat altijd op uit! Slecht weer? Kom, laat ons de dienstregeling halveren! Opdat in absolute aantallen minder treinen dan gepland later vertrekken? ALS ze vertrekken, natuurlijk...

Vanaf dat moment is Nederland in rep en roer. Geen actualiteitenrubriek of nieuwsbulletin gaat voorbij zonder dat het ons wordt ingepeperd: vrijdag gaat het gebeuren. DWDD en Pauw en Witteman blijven niet achter. Interviews in bunkers met immense hoeveelheden strooizout. Waarom de bunker al halfleeg is, wordt niet uitgelegd. Wel begrijp ik dat een volle bunker binnen twee dagen leeg gestrooid raakt... Mijn conclusie: dan heb je veel te weinig zout op voorraad. Maar de interviewer zegt niets.

Ook op twitter gonst het van de noodweertweets. Voor even raken Marianne Vaatstra en de gedode grensrechter ondergesneeuwd. Mensen trekken hun plan. Ga ik vrijdag naar mijn werk? Of niet? Neem ik een vrije dag? Of niet? Neem ik de auto? Of niet? Kan ik nog winterbanden krijgen? Of niet? Rijden de treinen? Nee, sorry, grapje natuurlijk.

De onheilsnacht breekt aan. Zouden de Maya's dan ongelijk hebben, en vergaat de wereld al op 7 december, en niet pas op de 21e? Om vier uur ben ik even wakker. Ik werp een nieuwsgierige blik naar buiten. Er zitten wat druppels op het slaapkamerraam. Het miezert wat, geen sneeuwvlok te zien. Zou het dan toch allemaal... Een paar uur later sta ik op en ziet de wereld er wel degelijk mooi wit uit, en er valt nog steeds een redelijke hoeveelheid sneeuw.
Ik loop een uurtje later voorzichtig naar de bushalte. Er ligt 1 a 2 centimeter sneeuw, maar het dwarrelt nog steeds. De wind jaagt de vlokken recht in mijn gezicht, onder de paraplu door. Zinloos hulpmiddel vandaag. De bus heeft net iets meer vertraging dan ik, dus die komt keurig na een minuut of tien aanrijden. De chauffeur doet rustig aan en ik loop maar iets later dan anders naar mijn kantoor. Dat zijn zonder meer de spannendste paar honderd meter van de dag, want Zoetermeer heeft een reputatie hoog te houden als het gaat om slecht straten en stoepen sneeuwvrij te maken.

Vanachter mijn bureau zie ik het verkeer op de A12. Stapvoets richting Gouda, stilstaan richting Den Haag. Autorijdend Nederland is ontwricht bij twee centimeter sneeuw, daartegen helpt geen honderd jaar alleenheerschappij van de VVD. NS-treinen zie ik ook voorbijkomen; er rijden er zo te zien genoeg.
Collega's druppelen binnen. Sommigen deden er een uur over om hun woonwijk te ontvluchten, anderen komen wat later dan anders maar zonder veel problemen. De treinreizigers melden geen problemen: een beetje drukker. That's all.

In de loop van de dag voel je de teleurstelling over Nederland neerdwarrelen. Waren hier al die paniekverhalen voor nodig? Is dit het nou? De sneeuw verdwijnt al bijna, althans in het westen waar ik woon. Zoals meestal resteert de vieze, natte blubbertroep.
De nieuwsrubrieken laten in de vooravond al net zo teleurgesteld zien dat het bijna in heel Nederland erg is meegevallen. In het noorden viel zelfs geen enkel vers vlokje. Interview op een NS-station, ergens in Nederland. Een jonge vrouw geeft toe dat ze behoorlijk zenuwachtig was, omdat ze met de trein naar haar werk moest!

Je hoort het tegenwoordig vaker: wat een luxeland is dit toch! Als je je zenuwachtig maakt over een treinreisje. Die mensen zouden echte tegenslag in hun leven moeilijk verdragen, vrees ik. In Syrië slachten ze mekaar af, in Afghanistan onthoofden ze veertienjarige meisjes, in Afrika sterven duizenden door de droogte, op de Filippijnen honderden doden door écht noodweer, en wij zijn van slag door het vooruitzicht van een sneeuwbui. En DWDD heeft vrijdagavond een item over de Elfstedentocht. Als je het mij vraagt: die rampspoed van de Maya's zal ook wel niet uitkomen.

maandag 21 mei 2012

Bedelen

Zou Parijs erg veranderd zijn? Dat was voor mij een vraag, toen ik de afgelopen vier dagen in de Franse hoofdstad was. Veertien jaar geleden was ik er voor het laatst. En nu dan weer terug: heerlijk! Onderduiken in de krankzinnige drukte van een wereldstad. Camera mee, rugzak mee, en kilometers wandelen. Terrasje pakken. Een kwartier op een bankje zitten, mensen kijken.

Op de Champs Elysées zie ik nog restanten van de inhuldiging van president Hollande. Kilometers dranghek langs de stoeprand. Om de dertig meter wappert de Franse driekleur. Daarnaast hebben die ‘nationalistische Fransozen’ steeds een Europese vlag opgehangen. Zou in ons land zeker tot Kamervragen leiden! Ook opvallend, maar niet verrassend: de ontelbare buitenlandse toeristen. Half Japan loopt hier, talloze Yankees, Italianen, Spanjaarden, Nederlanders zoals ik.

Maar het meest blijft me bij: armoe. In geen enkele stad zag ik eerder zoveel bedelaars, werklozen, hongerlijders, mismaakten en andere zielenpieten op straat. Ik kan er slecht tegen. Het laat m’n schuldgevoel met Concordesnelheid groeien. Ik kom hier immers als eenvoudige Hollander voor de lol in een paar dagen een paar honderd euro verbrassen. En dan die ellende…

Ik loop quasi nonchalant langs in vieze dekens gewikkelde mannen en vrouwen. Negeren is toch het beste? Het bekende kartonnen bekertje staat voor hen, met een paar muntstukken erin. De meesten staren naar de stoep, het gekwelde hoofd tussen de handen. Met een beleefd ‘Bonjour’ proberen ze wat kleingeld te vergaren. Meestal houd ik me in, soms ook niet en laat wat kleingeld in het bekertje vallen. Als ik maar een twee-euro stuk over houd voor de metro. Ik lees op de kartonstukken naast de bekers wat hun probleem is. Honger. Werkeloos. Uit huis gezet. Ziek. Het lijken me op uiterlijk en leeftijd afgaande niet allemaal mensen uit de traditioneel kansarme groepen. Ook lang niet altijd verslaafden. In sommigen zie ik eigenlijk een ‘keurige’ kantoorslaaf zoals ik. Ook veel vrouwen, tussen de vijftig en zestig jaar oud.

Het zet me aan het denken. Staat dit in Nederland ook te gebeuren? Of ben ik te lang niet in Amsterdam geweest, en is het daar inmiddels net zo? Komt dit door de financiële crisis, of is het de erfenis van Sarkozy? Dat laatste kan ik me eigenlijk niet voorstellen. Je moet ook opletten niet bedonderd te worden. In een uur tijd vier keer de truc van een arme sloeber die toevallig net een gouden ring van de grond opraapt en aan mij wil geven. De eerste keer trap ik er nog bijna in ook. Of de zoveelste zielige dove jongere, die je vraagt je naam en nog wat gegevens op een lijstje in te vullen. Eind van het verhaal: of je even minimaal 10 euro wilt afstaan.

Zondagavond op Gare du Nord, wachten op de Thalys. Ik sta gedachteloos een zakje kaaszoutjes te peuzelen. Een vrij nette man komt op me af en gaat voor me staan, de hand uitgestoken. Hij wil geen geld, maar een paar zoutjes. Hij heeft honger. Licht verbijsterd geef ik hem een handjevol. Seconden later vraag ik me af, waarom ik niet gewoon het zakje gaf? Het waren vier leuke dagen, maar één ding is ook wel duidelijk: het is crisis.



Dit stukje heb ik geschreven als huiswerkopdracht voor mijn cursus "Columns schrijven"

maandag 7 mei 2012

Beste Pim,

Eén ding is duidelijk: doodgeschoten worden is geen lolletje. Voor jou niet. Voor je familie niet. Voor je vrienden niet. En voor je hondjes niet. Kortom: een walgelijke, laffe daad. Daarover zijn we het snel eens. Je leven eindigde waar je nog grootse plannen had.

Plannen die Nederland beter moesten maken. De politiek terug naar de gewone mensen! Ik had zelf nooit het idee dat ik de politiek was kwijtgeraakt, maar blijkbaar vond jij dat mij dat wél was overkomen. En Nederland moest maar eens schoon schip maken met die onstuitbare stroom niet-Nederlanders die hier de boel kwamen verzieken en onze welvaart kwamen opeten. Ook hier waren we het grotendeels oneens. Maar ik geef toe: we praten sinds jouw politieke opkomst wel over die dingen. En dat is goed zo. Het tv-interview na je gewonnen gemeenteraadsverkiezingen was onvergetelijk. De dag erna meteen mijn PvdA-lidmaatschap opgezegd: al mijn weerzin tegen Melkert kwam in één chagrijnig TV-uur uit.

Je kon jouw plannen dus niet afmaken en moest toen maar hopen dat anderen dat vóór jou zouden doen. Wat een puinhoop werd dat, Pim! Achteraf hoorden we dat je zelf ook met angst en beven de verkiezingsuitslag afwachtte. Leuk om te winnen, maar niet leuk om te ontdekken dat je je slechts kon omringen met halve garen. Een professor met een belletje, een ondernemer met grootheidswaan, een hysterisch huilende Winnie, Gonny, Mat, Harry, Philomena, Joost, Hilbrand, Jim, Ferry. Wat een rariteitenkabinet. Het duurde niet lang, toen stortte het zooitje rollebollend in elkaar.

Nu, tien jaar later, herdenken we zoals altijd jouw dood. Je heldendom groeit ieder jaar naar grotere hoogten dan welke herbouw van het World Trade Center dan ook. Ik hoorde dat je Premier Pim zou zijn geworden. Ik heb dat nooit begrepen. Jouw partij haalde 26 zetels. Een prachtig aantal. Maar het CDA had er 17 méér, de VVD twee minder en de vijandige PvdA slechts drie minder. Sorry dat ik het zeg, Pim, maar zonder jouw dood zou jouw partij waarschijnlijk niet aan de twintig zetels zijn gekomen. Premier Pim? Never, Pim!

En ondanks al deze onzin en waanideeën ben je een held, Pim. Althans voor een deel van Nederland. Zelfs uitgeroepen tot grootste Nederlander ooit. De KRO was de weg ook al kwijt. Ik zie er nu al tegenop: volgend jaar herdenken we dat je elf jaar geleden bent vermoord. Weer een mijlpaal.

Rust zacht verder, Pim.

Jos



Dit stukje is een huiswerkopdracht voor mijn cursus Columns Schrijven.

zondag 22 april 2012

Koken

Als ik ergens een hekel aan heb, dan is het wel aan koken. Eigenlijk is het geen eens een hekel. Ik kán het gewoon niet! En daar zit ‘m nou ook net de kneep: dat gelooft gewoon niemand. Familie, vrienden, collega’s, en waarschijnlijk ook wel de lezers van dit stukje; allemaal denken ze dat mijn zogenaamde onvermogen een behoorlijke maaltijd op tafel te zetten, een uitvlucht is. Om toch maar vooral onder de morele verplichting uit te komen, ook eens een acceptabel maal voor een mannetje of wat te produceren. Vergeet het maar, ik begin er echt niet aan! Ook om mijn medemens te beschermen.

Een set mooie, roodgekleurde tournedos-biefstukken op mijn aanrecht doen mij watertanden. Want ik weet hóe lekker die runderjongens kunnen zijn, in theorie dan. En daar gaat het dus fout. ‘Nou, een biefstuk kun je echt niets verkeerd aan doen, hoor!’, verzekert de rest van de wereld me. Vergeet het maar! Laat het aan mij over, en er zijn dagen dat ik een malse biefstuk zo stug maak dat alleen de schoenmaker er nog iets mee kan beginnen.

Heb ik dan iets tegen eten? Allerminst! Ik laat me met graagte uitnodigen om bij de ander thuis aan te schuiven. En geniet met volle teugen. Ik kan letterlijk jaloers worden op de kok of kokkin, die vol plezier en zelfvertrouwen de ingrediënten bewerkt en de kruiden verstrooit. Graag stap ik voor de maaltijd de keuken in om eens lekker uitgebreid de situatie in de wereld door te spreken met de kok van dienst. Zelf zou ik gek worden van zo’n kletspraatje op dat moment, maar ik merk daarvan niets bij die ander. Het koken lijkt bijzaak, het gesprek is er niet minder prettig door. Terwijl ik zelf al bloednerveus word als ik meer dan twee gaspitten moet ontsteken. Het zou niet voor het eerst zijn, dat de één of andere bezorgdienst moet voorkomen dat mijn gasten met een knorrende maag vertrekken.

Op de momenten dat ‘anderen’ verwachtingsvol naar mij kijken als de volgende eetafspraak gepland moet worden, rest mij maar één ding. Ik beloof voor de volgende gelegenheid een ‘goed en niet-zomaar-een-restaurant’ uit te zoeken! Dus dat betekent een paar uurtjes op internet rondkijken, beoordelingssites als iens.nl raadplegen en een reservering maken. De ultieme opoffering die deze sociale handicap vraagt, is het betalen van een gepeperde rekening! Wie mooi is, moet pijn lijden. En wie niet koken kan, moet teveel geld uitgeven.


Dit stukje is geschreven voor mijn cursus Columns Schrijven

zondag 18 maart 2012

Vakantiebeurs

Vandaag naar de Vakantiebeurs. Ik besluit de reis Zoetermeer-Utrecht per trein af te leggen. Een NS-mevrouw galmt een ongetwijfeld belangrijke maar onverstaanbare boodschap door de stationshal, pal boven de A12. Waarom staat er geen trein genoemd in de kastjes boven het perron? Na tien minuten davert de NS-stem weer langs. Grotendeels weer niet te volgen, maar twee passages ontcijferde ik. Bij station Ypenburg zijn er problemen met het spoor, en in de richtingen Den Haag en Gouda is er beperkt treinverkeer.

Twijfel slaat toe: welke spoorproblemen zijn er precies? Wanneer komt er dan wél een trein? Mijn medereizigers blijven opvallend kalm. Bij mij explodeert de irritatie. Had ik nou toch maar de auto genomen. Om 11 uur concludeer ik dat de stoptrein van 10:52 ook niet rijdt.

Dan bemoeit de NS-mevrouw zich er weer mee. Vrolijk meldt ze dat de problemen zo groot zijn dat richting Gouda voorlopig één trein per uur rijdt: om zeven minuten over het halve uur. Binnensmonds vloek ik hartgrondig. Nóg een half uur wachten! Kan ik misschien de veertien euro van mijn kaartje terugkrijgen? Ik loop naar de winkel in de stationshal, tevens NS-loket.

De lucht van koffie, croissantjes en gefrituurde rotzooi overvalt me in het winkeltje. Achterin sorteert iemand broodjes. Ik vraag hem hoe ik mijn geld kan terugkrijgen. De zeer vriendelijke Turk legt het me uit. Ik moet op Den Haag Centraal een formulier invullen. Daar heb ik écht geen zin in! Zeker niet als hij er bemoedigend aan toevoegt dat hij niet denkt dat ik in dit geval mijn geld terugkrijg. Ik bedank hem vriendelijk.

Tien voor half twaalf; terug op het perron. De NS-mevrouw deelt een cadeautje uit. Over enkele minuten vertrekt een extra trein naar Gouda. Absoluut subliem! Achter elkaar vielen minstens vier treinen uit. Als er dan iets vroeger dan aangekondigd weer een trein rijdt, noemt de NS dat een EXTRA trein! De extra trein blijkt goed gevuld; ik bemachtig een staanplaats. Mij best! Gary Brooker zingt ´No More Fear Of Flying´ in mijn mp3-speler. Probleemloos bereik ik Utrecht.

Uren later. De Vakantiebeurs was druk en gezellig. Samen met een stapel folders zit ik eind van de middag in de stoptrein naar Rotterdam. In Gouda overstappen, dan sta ik zo weer in Zoetermeer. De trein komt in Gouda piepend tot stilstand; ik ben er als eerste uit. Aan de andere kant van het perron rijdt precies dán een andere gele NS-rakker vlot weg. Snel kijk ik nog op het informatiebord. Ongelooflijk! Dat was dus de stoptrein naar Den Haag. Gemist! Op de seconde nauwkeurig geregisseerd - Hitchcock zou er jaloers op zijn. Als de trein richting Rotterdam stopt, laat je de trein naar Den Haag vertrekken. Logisch. Dertig seconden wachten voor overstappers kan natuurlijk niet. Twintig minuten later loop ik alsnog in de plenzende regen over het perron in Zoetermeer. Bijna thuis!



Dit stukje heb ik geschreven voor mijn cursus Columns Schrijven. Een veel langere versie - te lang om als column te dienen - heb ik een paar jaar geleden al op dit weblog gezet.

dinsdag 13 maart 2012

The woman in black

Met twaalf anderen deel ik de bioscoopzaal deze zondagavond. The woman in black. Gemaakt door Hammer, Brits producent van de betere horrorfilm. Vooral succesvol in de jaren 50 en 60. En nu weer terug aan het horrorfirmament. Horror is een favoriet genre van me. Alle horror? Nee, liever geen rollende hoofden, vleesdoorklievende kettingzagen, extreem gillende highschoolmeisjes, gutsende bloedstromen en andere botte grofheden. Dan toch liever subtiele schokeffecten, doordacht camerawerk, een ontwakend skelet op zijn tijd en veel mist, regen en onweer.

In die zin kwam ik aan mijn trekken in The woman in black. Het verhaal. De jonge advocaat Arthur Kipps krijgt begin twintigste eeuw een laatste kans zijn carrière te redden. Hij moet een testament vinden van een overleden weduwe, die woonde in een afgelegen en uiteraard spookachtig huis waar duizenden papieren liggen. Kipps verloor zijn vrouw vier jaar geleden bij de geboorte van zijn zoon. Dit feit en de openingsscene – drie engelachtig uitziende meisjes van een jaar of zeven plegen zelfmoord door uit een raam te springen – zijn tekenend voor het verhaal. Er volgen nog dode kinderen in veel soorten: vergiftigd, moeras in gereden, verbrand. Voor elk wat wils, zou je in een morbide bui kunnen zeggen. Eenmaal aangekomen in het dorp bij het gezochte huis, zit de plaatselijke bevolking allerminst te wachten op de Londense vreemdeling. De herbergreservering is niet doorgekomen, hij krijgt mysterieuze adviezen direct te vertrekken en zeker niet naar de woning van de weduwe te gaan. Daar eenmaal tóch aangekomen, barst de hel op aarde los.

Maar, zoals gezegd, altijd subtiel. Achtergrondmuziek die ook echt achtergrond blijft. Prachtig, rustig camerawerk. Geen heen-en-weer zwiepende camerashots, maar mooie beeldhoeken. De camera registreert dát, wat Kipps ook ziet. Zoals verwacht is daarin al snel en met regelmaat een vage, in zwart geklede vrouw te zien. Een paar perfect getimede schokeffecten doen de popcorn in mijn bakje schudden. Het gedempte licht, de nachtopnamen: Hammer op zijn best. De afloop laten we in het midden.

Het heeft geen zin in te gaan op de acteerprestaties van alle acteurs. Want er speelt maar één grote naam in: Daniel Radcliffe. Oftewel: Harry Potter. Ik ben vermoedelijk de enige Nederlander die nog nooit een Harry Potterfilm zag. Volgens mij een voordeel bij het beoordelen van deze film. Ik ben noch positief noch negatief bevooroordeeld over Daniel. Ik vind dat –ie het goed doet in The woman in black. Hij oogt wat iel en onzeker, maar het personage Kipps hoort dat ook te zijn. De vertwijfeling en het ongeloof over een serie mysterieuze gebeurtenissen, weet Radcliffe overtuigend neer te zetten. In de heftige scenes aan het eind, groeit zijn stoerheid snel. Hoewel ik hem geen serie Oscars zie winnen, zal Daniel Radcliffe nog genoeg successen behalen. Hij komt er wel… En zijn banksaldo is er volgens mij al lang.


(bovenstaand stukje is een huiswerkopdracht voor mijn cursus Columns Schrijven)
(opdracht was: schrijf een recensie van een gebeurtenis naar keuze, en dan in de vorm van een column)

maandag 5 maart 2012

Loze kreten

“De crisis in de eurozone bewijst dat de eenheidsmunt ziek is.” Dat de uitkomst van het onderzoek me niet zou verrassen, wist ik wel. De superonderzoekers van Blonde Greet bevestigen al in de eerste zin van het rapport alle beschuldigingen over hun vooringenomenheid. Dat had ik nou ook weer niet verwacht.

Hoe kwam Geert erbij dit onderzoek te laten doen? Denkt hij zelf dat het goed is om de euro in te wisselen voor de gulden? Vast niet. Maar bij Geert werkt dat anders. Geert zoekt vooral stemmen. Volgelingen, die hem meer macht geven in de Nederlandse politiek dan de ‘schamele’ 16% die de laatste keer hun rode kruisje bij zijn blonde pruik hebben gezet. Want zijn stemmers – en zij, die dat overwegen – verwachten dat na de terugkeer van het oude geld een pilsje weer een gulden zal kosten. Want als er één bedrijfstak toesloeg na de start van de Europese supermunt, was dat de horeca, toch? En Geert zal als eerste roepen dat één piek weer één pilsje oplevert. Wat hij er niet bij zal zeggen, is dat het bier voortaan per borrelglas wordt geschonken.

Want zo gaat het altijd bij Geert. Uitspraken en beloften zijn loos. Op verkiezingsavond, oog in oog met rode hond Paul Witteman, zijn grote verkiezingsoverwinning vierend. Terecht! En met de hand op het hart verklaren dat de pensioenleeftijd heilig, en verhoging ervan dus onbespreekbaar is. Maar één hazeslaapje later zegt Geert serieus dat de pensioenleeftijd geen taboe is in de onderhandelingen. En zo liep het ook. Omhoog die pensioenleeftijd! Zijn aantoonbare leugens over de immigratiecijfers in Nederland. Net zo’n voorbeeld. Geert wil het niet horen, want zijn potentiële stemmers willen het niet horen. Zo werkt politiek. Overigens niet altijd alleen bij Geert hoor, om eerlijk te zijn.

Terug naar het rapport, dat ik nog maar voor een deel heb gelezen. Inmiddels genoeg opmerkingen gehoord om er een mening over te hebben. Téveel deskundigen die ik serieus neem, en die het rapport afbranden. Om er één bezwaar uit te pakken: ombouwkosten van software en hardware, om de gulden er weer in te kunnen proppen? Niet meegerekend, begrijp ik? En reken maar dat dat een lieve duit kost. Die u en ik en Henk en Ingrid toch uiteindelijk moeten betalen. En lekker makkelijk: ga je een dagje naar Antwerpen, moet je weer geld wisselen om het Belgische bier op de Keizerlei te betalen.

Nee, laat maar: ik geef nog altijd geen cent om Geert. En geen stuiver om dit rapport.




(bovenstaand stukje is een huiswerkopdracht voor mijn cursus Columns Schrijven)
(opdracht was: schrijf een column over een actualiteit met jouw duidelijke mening)

maandag 20 februari 2012

Oude vingers, rappe tonen

Het eerste dat opvalt: veel minder fans dan ik verwacht. Regelmatig bezoek ik concerten van artiesten die in de 60-er of 70-er jaren beroemd werden. Vanavond is het de beurt aan Jan Akkerman met band. Ik dacht dat de Zoetermeerse Boerderij bommetje vol zou zijn. In de zaal zie ik dat de trap naar het balkon is afgesloten. Dat betekent één ding: niet uitverkocht! Vijftien minuten voor het begin loop ik zelfs nog moeiteloos naar de voorste rij. Precies één rijtje verstokte fans vóór me. Ik ga rechts staan, dicht bij de toetsenist. Van mijn vader erfde ik de voorliefde voor keyboards.

Hoog tijd om eens rond te kijken. Zoals vaak bij deze categorie artiesten, ligt de gemiddelde leeftijd hoog. Kalende hoofden met grijze restanten van bakkebaarden. Staartjes a la John Mayall, de hoogbejaarde Britse bluesknacker. Vaders en moeders met hun kinderen. ‘Kijk jongen, deze artiest zagen je ouders nou, op jouw leeftijd!’

Precies half negen dooft het zaallicht langzaam. Een snelle blik achter me leert dat er hooguit zo’n driehonderd bezoekers zijn. Hopelijk komt er nog wel wat sfeer in de zaal. Jan Akkerman met bassist, drummer en toetsenman nemen hun plaats op het podium in. Groeten het publiek. Akkerman werd afgelopen december 65 jaar. Gekleed in donkere spijkerbroek en t-shirt. Een baseballpetje belemmert het zicht op zijn ogen. Minuscuul sikje.

Is hij nog altijd de tegendraadse, chagrijnige artiest, als in zijn beste jaren? Opgegroeid in onder andere de band Brainbox; daarna Focus, het progressive-rock trio met boegbeeld Thijs van Leer. Een toonaangevend Brits magazine roept Akkerman in ’73 uit tot beste gitarist ter wereld. Tijdens een live uitgezonden muziekgala loopt Akkerman na enkele minuten van het podium om niet meer terug te keren. Focus scoort enkele wereldhits voordat Akkerman in ’76 de band verlaat en solo gaat. In ’85 volgt een weinig succesvolle Focus-reünie. De karakters van Van Leer en Akkerman botsen. Akkerman noemt Van Leer regelmatig de jodelaar, verwijzend naar zangpartijen in grote Focushits. Zijn solocarrière is niet wereldschokkend maar toch best succesvol.

Vanavond blijkt Akkerman geen heel makkelijke prater, maar allerminst chagrijnig. In zijn eerste woorden meldt Akkerman dat de band voor de pauze vooral nummers van de nagelnieuwe cd speelt. ‘En die is te koop bij de merchandise’, zegt Akkerman nog. Het klinkt wat triest. De gitarist – ooit bijna wereldster – die zijn niet erg omvangrijke publiek vraagt om toch vooral zijn nieuwe cd te kopen.

Vanaf de eerste noot imponeert Akkerman. Hij is nog altijd een meestergitarist. De nieuwe nummers zijn mooi met duidelijke invloed van jazz en Focus. In zijn band valt vooral de toetsenist op. Het publiek is erg enthousiast en zorgt gelukkig voor een leuke concertsfeer. Zijn gitaarspel is ongelooflijk. Alle vingervlugge technieken komen voorbij. En wat een gedrevenheid. Na de korte pauze volgen ook de grote Focushits. Genieten geblazen! Na ruim twee uur spelen is de show voorbij.

Akkerman en zijn bandleden komen een paar minuten later het podium op om de apparatuur op te ruimen. Hij voelt zich niet te groot om met enkele ook jonge fans op de foto te gaan. Concerten in deze setting zijn altijd de meest gezellige. De cd raakt uitverkocht.


(dit bericht is een huiswerkopdracht voor mijn cursus Columns Schrijven) 

zondag 5 februari 2012

Brood op de plank

Plotseling is hij daar weer. Om in de populaire talkshow uit te leggen hoe zijn brood vandaag de dag op de plank komt. Een wat saai stemgeluid met licht accent. Woorden komen hortend zijn mond uit. Zo op het oog nog altijd een sympathieke uitstraling. Op een vraag van de interviewer bevestigt hij dat alledrie zijn huizen nog steeds te koop staan. Vanwege dat brood en die plank, legt hij uit.

Hij bestrijdt zijn hele leven al dat –ie ijdel is. Hij, de bankeigenaar die veel Nederlanders in staat stelde zich suf te consumeren en de prachtigste hypotheken af te sluiten, is niet ijdel. Dat hij zijn initialen leende aan de bank die lang zijn levenswerk was, zegt echt niets over ijdelheid. Toch kan ik vandaag de dag niet één andere grote bank bedenken met een naam die naar de eigenaar verwijst. Of bestaat er echt een meneer Fortis? Of mevrouw Fortis? Nog onwaarschijnlijker, omdat je in de bankenwereld zelden een vrouw als boegbeeld ziet. Houden zo, dames!
En als je dan een museum opricht van je overgeschoten geld, dan noem je dat bescheiden het Dirk Scheringamuseum. Verbaas me er over dat de clubnaam AZ mocht blijven bestaan. Hij zorgde toch voor het brood op de plank van de spelers?

Hij vertelt over zijn nieuwe bedrijf. Mijn gedachten gaan eerst naar de talloze Nederlanders met een loodzware financiële last om hun nek. Wurgpolissen, hypotheken die door de financiële crisis je huis onverkoopbaar maken. Allemaal zaken die Dirk jaar-in-jaar-uit promootte. De ellendige kant hiervan weerspreekt hij al die jaren fel. Zijn bijna filantropisch opererende bedrijf zorgt immers voor brood op de plank bij zowel personeel als klanten, vindt Dirk.

Uitsluitend anderen zorgen voor het plotse failliet van zijn imperium. Niks verkeerd bedrijfsbeleid, niks financiële crisis. De Nederlandsche Bank, minister Bos, dat zijn de boosdoeners! Maar “het failliete bedrijf maakt weer winst en de gedupeerden krijgen het grootste deel van hun schade vergoed.” De interviewers vragen niet door. Jammer, want ik begrijp dit soort mededelingen nooit. Toegegeven: ik ben een financieel onbenul. Het nieuwe bedrijf is een factoringcompany. Zakenpartner advocaat Koops zit naast hem aan tafel. Koops kijkt altijd erg verschrikt, alsof hij net een zuurtje inslikt waarop nog minutenlang gezogen had kunnen worden. Bij u of bij mij verdwijnt die blik na een tel. Bij Koops staan de ogen voor eeuwig zo. Koops en Dirk leggen uit hoe factoring werkt. Lastig verhaal, vind ik. Het zorgt vast voor veel brood op de plank.



(dit bericht is een huiswerkopdracht voor mijn cursus Columns Schrijven)